Vroegcastratie

Vroegcastratie : een oplossing voor zwerfkatten, huiskatten en raskatten ?

Jaarlijks worden zo’n 10.000 katten geëuthanaseerd, gewoonweg omdat het aanbod van katten en kittens veel groter is dan de vraag. Verscheidene asiels zien euthanasie dan ook als enige oplossing voor het veel te grote overaanbod. Vele eigenaars menen immers tot op vandaag nog steeds dat elke poes toch eens een nestje moet gehad hebben, of menen dat men de natuur zijn gang moeten laten gaan, dat elk kind het wonder van een geboorte moet meemaken, vinden kittens zo schattig of zijn gewoon bang om hun kat te laten helpen; met een overschot aan kittens (die later katten worden) die niet kunnen geplaatst worden als gevolg.

Duizenden katten en kittens leven als zwerfkatten. Deze katten moeten dagelijks vechten voor hun eten en leven in erbarmelijke omstandigheden. Ze vormen veelal een overlast voor buurtbewoners en eindigen uiteindelijk in een kattenval, worden vergiftigd of bezwijken aan ziektes, ontbering, koude, kwetsuren en zo veel meer. En dan heeft men het nog niet over de zwerfkatten die eigenlijk thuiskatten zijn waarvan de eigenaars zich ontdaan hebben.

De grote gemeentelijke steuninitiatieven en nationale campagnes ten spijt, blijkt dat non-believers nog steeds met een heel aantal al dan niet gerechtvaardigde excuses tussen de mazen van het net glippen en zorgen voor een jaarlijkse groei van de kattenpopulatie.

Anderzijds heb je fokkers van raskatten die gedurende 13 à 15 weken hun kittens met liefde en aandacht mede opvoeden en ze uiteindelijk afstaan aan kopers die ze niet echt kennen en waarvan ze hopen dat ze hun kitten als huiskat zullen liefhebben zoals zij dat gedaan hebben. Veelal eisen fokkers dat hun kittens, tenzij anders overeengekomen, niet worden ingezet als fokdier en dit om verschillende redenen zoals het beschermen van de foklijnen, omdat het kitten wel mooi en lief is maar niet helemaal voldoet aan de rasstandaard of nog omdat ze hun kittens enkel willen afstaan als fokdier als ze volledig overtuigd zijn dat de toekomstige eigenaars verantwoorde fokkers zijn die over de ervaring, kennis en noodzakelijke accommodaties beschikken. Spijtig genoeg blijkt uit de praktijk dat vele kopers maar al te vaak op hun belofte (zelf schriftelijke verbintenis) terug komen en toch een nestje gaan fokken met de aangekochte raskat.

Wat hebben deze 3 problemen nu met elkaar gemeen horen we jullie denken? Wel, de mogelijke oplossing zou wel eens in de drie gevallen dezelfde kunnen zijn namelijk vroegcastratie van asielkatten, van huiskatten en van raskatten die niet voor de fok bestemd zijn.

 

Voorafgaande opmerking: castratie vs. sterilisatie

Vooreerst wensen we even de puntjes op de “i” te zetten. We spreken over vroegcastratie, ongeacht of we het hebben over een kater of een poes. We hebben immers gemerkt dat de termen castratie en sterilisatie vaak door elkaar gehaald worden.

Men spreekt over sterilisatie van een poes of een kater wanneer de voortplantingsorganen (i.e. de eileiders vs. de zaadleiders) worden afgebonden maar behouden blijven. De poes en kater worden dus onvruchtbaar gemaakt maar hun lichaam blijft hormonen produceren met alle gevolgen van dien. Zo zal een kater blijven sproeien, zijn territorium blijven verdedigen en dus blijven vechten met andere katers en zij zullen blijven dekken, echter zonder resultaat. Een poes zal krols blijven worden en zal zich dus blijven uithongeren en al haar energie steken in het vinden van een geschikte partner en het drachtig worden.

Niet echt de ideale oplossing voor vele kattenliefhebbers hoewel ook een sterilisatie voordelen kan hebben. Zo zal bijvoorbeeld de zwerfkater zijn territorium blijven verdedigen tegen niet-geholpen katers, die anders gewoon zijn rol als verwekker zullen overnemen.

Bij een castratie worden echter de voortplantingsorganen verwijderd zodat geen hormonen meer aangemaakt kunnen worden en alle “minder prettige” gevolgen verbonden aan de werking van de hormonenhuishouding, in principe zouden moeten verdwijnen (al kan niet volledig uitgesloten worden dat een kater of een poes die reeds sproeide vóór de castratie, dit ook zal blijven doen na de ingreep).

Vanaf wanneer kan een kat gecastreerd worden ?

Gelukkig is de castratie van katten al goed ingeburgerd bij vele kattenliefhebbers. En toch… de ene vraag die je telkens weer ziet opduiken is: “Vanaf wanneer kan mijn kat gecastreerd worden?”, en daar bestaan zo veel verschillende opinies over, dat de katteneigenaars die met die vragen zitten hieromtrent een beetje op hun honger blijven zitten.

We merken dat in de praktijk katten, zowel poezen als katers, veelal gecastreerd worden tussen de 6 en de 8 maanden. De reden hiertoe is niet wetenschappelijk gefundeerd maar blijkt eerder gebaseerd te zijn op het feit dat op die leeftijd, in principe, de nadelen verbonden aan een actieve hormonenhuishouding alsnog kunnen vermeden worden (zoals bijvoorbeeld sproeien en krols worden). Ook zijn dierenartsen “gewoon” om de castratie op die leeftijd uit te voeren, zodat hun kennis betreffende ondermeer de narcose en de nabehandeling verbonden aan de castratie op die leeftijd, het grootst is.

Het kan echter soms aangewezen zijn om een castratie op een vroegere leeftijd uit te voeren, bijvoorbeeld omdat broer en zus in hetzelfde gezin zijn terechtgekomen, omdat sommige eigenaars denken dat fokken echt een hobby is waarmee je van de ene dag op de andere mee kan starten zonder over de nodige voorkennis te beschikken, omdat blijkt dat vele eigenaars van asielkatten en raskatten, ondanks de verbintenissen en het inhouden van stambomen toch besluiten te fokken met hun huisdier dat misschien niet fokgeschikt is, om te vermijden dat dieren voor lange termijn de pil toegediend krijgen en of gaan sproeien waardoor ze uiteindelijk terug bij de fokker of in het asiel belanden. Redenen genoeg om op een vroegere leeftijd over te gaan tot castratie. En toch…

In de Verenigde Staten en Groot-Brittanie past men al 20 jaar vroegcastratie van kittens toe en werd al heel veel wetenschappelijk onderzoek verricht hierover, want aldaar heeft men ingezien dat er dringend en effectief moest ingegrepen worden om de continue toevloed van kittens en zwerfkatten in te dijken. De verplichting om asielkatten te steriliseren vooraleer zij naar hun nieuwe eigenaar gaan is daar zelf in de wet ingeschreven (de zogenaamde Vincent Bill die in werking trad op 1 januari 2000). Maar in België en Nederland blijven vele katteneigenaars, vele fokkers en het merendeel van de dierenartsen “neen” schudden. Waarom? Wat vinden jullie van de uitspraak: “Wat een boer niet kent, eet hij niet” zoals zo prachtig omschreven door Renate Leijen van de Noorse Boskat cattery Zihuatanejo.

Opdat jullie in de toekomst een gefundeerde beslissing kunnen nemen over de leeftijd waarop jullie katten kunnen gecastreerd worden (wat die ook weze), hebben we hierna de aandachtspunten en de voor- en nadelen van zogenaamde vroegcastratie opgesomd.

Aandachtspunten bij de ingreep

De term vroegcastratie verwijst naar de castratie van dieren tussen de leeftijd van 8 en 16 weken. Na 16 weken of 4 maanden spreekt men van de gewone of traditionele castratieleeftijd. Het betreft dus kleine kittens en chirurgie bij kleine kittens vereist in het algemeen een aantal bijkomende aandachtspunten die in acht moeten genomen door de dierenarts die de ingreep uitvoert.

In de Verenigde Staten is in dit verband een soort protocol of handvest voor een succesvolle vroegcastratie opgesteld, dat we hierna voor jullie hebben samengevat.

* Kittens moeten voorafgaand aan de castratie onderworpen worden aan een grondig fysisch onderzoek. In dit verband dient nagegaan te worden of het desbetreffende kitten reeds zijn eerste vaccinaties heeft gehad alsook behandeld is tegen parasieten. Zoals bij de castratie op de traditionele castratieleeftijd (hierna soms aangeduid als de “normale” castratieleeftijd), dient de heelkundige ingreep uitgesteld te worden als enige tekenen van ziekte of enige afwijking waargenomen wordt. In dit kader dient de aandacht gevestigd te worden dat een vroegcastratie slechts kan plaatsvinden als de teeltballen van het katertje voelbaar zijn en dus zijn ingedaald.

* De kittens moeten nauwkeurig (per 100 gram minimum) gewogen worden zodat een aangepaste narcose kan toegediend worden. De nieren van zulk een jong kitten zijn immers nog niet volledig ontwikkeld waardoor zij niet in dezelfde mate als een kitten van 6 maanden in staat zijn om de toegediende middelen te verwerken. In de vakliteratuur is te lezen dat gasnarcose een beter alternatief zou zijn als de klassieke narcose. Naast gasnarcose zijn evenwel vele varianten en cocktails mogelijk (die uitgebreid in de vaktliteratuur besproken worden) zodat iedere dierenarts zijn gading in de mogelijkheden wel kan vinden.

* Voorkom hypoglycemie of een snel dalende bloedsuikerspiegel. Bij een normale castratieleeftijd wordt aangeraden de kat nuchter te houden vanaf de avond vóór de operatie, dus minimum zo’n 8 uur vóór de ingreep, tot de dag na de ingreep. Kittens hebben echter veel minder reserves. Mede hierdoor zal een kitten veel sneller een dalende bloedsuikerspiegel hebben. Om hypoglycemie te voorkomen wordt aangeraden de jonge kittens hun laatste maaltijd te geven zo’n 2 à 3 uur vóór de ingreep en niet vroeger. Ook mogen kittens weer van een maaltijd genieten zodra ze voldoende wakker zijn. Mochten de kittens binnen het uur na de ingreep niet wakker zijn of niet willen eten, wordt aangeraden hen een extra dosis dextrose toe te dienen.

* Vermijd stress. Het is in dit verband aangewezen kittens met de andere nestgenoten en bij voorkeur met de moederpoes naar de dierenarts te brengen. Zo zijn de kittens niet alleen in hun transportbakje maar kunnen ze samen met hun nestgenootjes naar de dierenarts gaan en naast de andere kittens en de moederpoes ontwaken. Zorg ook voor een rustige omgeving zonder te veel katten of honden in de nabije omgeving, verplaats de kittens zo weinig mogelijk enz.

* Voorkom hypothermie of onderkoeling. Kittens hebben weinig reserves en kunnen aldus hun lichaamstemperatuur niet zo goed reguleren. Het is dus zeker aangewezen dat de dierenarts die de ingreep uitvoert hieraan bijkomende aandacht besteed door gebruik te maken van warmtematjes, zo weinig mogelijk vacht te verwijderen, geen alcohol maar andere middelen te gebruiken die minder resulteren in een temperatuurdaling om de insnede te ontsmetten, de temperatuur op constante wijze te meten enz.

Uit wetenschappelijk onderzoek in de Verenigde Staten is gebleken dat, mits het naleven van het hierboven omschreven protocol, er niet meer sterftegevallen worden waargenomen dan bij castratie op latere leeftijd. Integendeel, zoals hierna omschreven herstellen jonge kittens veel sneller en is er minder noodzaak aan nazorg. De dierenartsen in België en Nederland die reeds wat meer ervaring hebben met vroegcastratie van kittens kunnen dit beamen.

Voordelen, nadelen en vooroordelen

Door het toepassen van vroegcastratie zouden asielkatten, huiskatten en raskatten kunnen gecastreerd worden nog vóór ze naar hun nieuwe eigenaars verhuizen. Deze last wordt als het ware uit de handen van de nieuwe eigenaar genomen en tegelijkertijd krijgt men de zekerheid dat de kat daadwerkelijk op de beste manier zal geholpen worden.

Een kitten van 8 à 12 weken heeft minder buikvet dan een ouder kitten waardoor de uitvoerende dierenarts dus gemakkelijker de geslachtsorganen kan terugvinden. Bovendien zijn de geslachtsorganen van deze jonge kittens minder ontwikkeld en dus minder doorbloed, wat het risico op verwikkelingen tijdens de operatie of na de operatie verkleint.

Ook zal de incisie kleiner zijn bij deze jonge kittens waardoor deze sneller herstellen. Door dit alles zal de operatie in de regel minder lang duren dan de castratie op “normale” castratieleeftijd.

Mede door bovenstaande zullen deze jonge kittens sneller herstellen als katten die op latere leeftijd worden gecastreerd. Enkele uren na de ingreep zijn ze weer volop met elkaar aan het spelen. Ook schijnen ze hierdoor minder last te hebben van pijn als een volwassen kat.

In de vele lectuur die we in dit verband hebben doorgenomen werden heel veel vooroordelen besproken maar van effectief bewezen nadelen verbonden aan de vroegcastratie, in vergelijking met castratie op normale leeftijd, was niet echt sprake. De vooroordelen zijn intussen voor het merendeel wetenschappelijk weerlegd maar blijven hardnekkig de kop opsteken. Over welke vooroordelen hebben we het dan?

Er wordt gezegd dat katers die op zeer jonge leeftijd zijn gecastreerd een kleinere urinebuis hebben waardoor deze katers dus sneller last zouden hebben van verstoppingen van de plasbuis wat een dodelijke aandoening kan zijn. Uit wetenschappelijk onderzoek is echter gebleken dat de diameter van de plasbuis van een kater die op jonge leeftijd is gecastreerd of op de normale castratieleeftijd, niet kleiner is dan die van een open kater. Wel is aangewezen dat voeding een belangrijke rol speelt in dit kader, maar dit ongeacht of het een (vroeg)gecastreerde kater of een open kater betreft.

Een ander vooroordeel is dat vroeggecastreerde katers niet degelijk zouden uitgroeien. Ze zouden kleiner blijven en niet de typische katerkenmerken krijgen. Ook dit is weerlegd door wetenschappelijk onderzoek. De groeischijven van een kat sluiten normaal rond de leeftijd van 7 à 12 maanden. Deze groeischijven sluiten mede onder invloed van testosteron. Castratie maakt echter een einde aan de aanmaak van testosteron. Uit onderzoek van de universiteit van Florida is aldus gebleken dat de groeischrijven van een kater gecastreerd op 8 weken of 8 maanden, mede door het wegvallen van de aanmaak van testosteron, zo’n 8 weken later sluiten dan bij een open kater. Katers gecastreerd op de normale leeftijd of vóór deze leeftijd worden dus in de regel iets groter dan hun niet-gecastreerde leeftijdsgenoten.

Wat de typische katerkenmerken betreft kan ook niet aangewezen worden dat een (vroeg)gecastreerde kater wezenlijk verschilt qua uiterlijk van een open kater. Natuurlijk bestaat het risico dat (vroeg)gecastreerde katten sneller wat ronder worden maar dat heeft niks met de leeftijd van de ingreep te maken, maar eerder met het minder op jacht gaan naar geschikte poezen of potente katers en aldus met het minder energie verbruiken. (Vroeg) gecastreerde katten (poezen en katers) moeten dus aangepast voorgeschoteld krijgen. Als diegenen die met het vingertje wijzen de katerwangen bedoelen, wel die verdwijnen sowieso na de ingreep, en dit ongeacht de leeftijd waarop de castratie plaatsvindt.

Een vooroordeel waar we wat meer aandacht aan besteed hebben is de zogenaamde epifysiolyse. Deze aandoening heeft betrekking op het loslaten van de groeischijf op de heupkop. Een groeischijf is vergelijkbaar met kraakbeen en is dus zeker nog niet zo stevig als een bot. Juist daardoor kan het bot nog groeien zolang de groeischijf niet is gesloten – met andere woorden zolang de groeischijf nog niet veranderd is in bot.

Nu gebeurt het wel eens dat de groeischijf van de heupkop van het heupbot afbreekt en niet ten gevolge van een bepaalde beweging, val enz. De groeischijf lost dus uit zichzelf, met alle gevolgen gekoppeld aan zulk een trauma (zoals bij wijze van voorbeeld het verwijderen van de groeischijf en de halskop).

De groeischijf sluit tussen de 7 en de 12 maanden. Na het sluiten van de groeischijven is de kans op deze aandoening dus beperkt.

Welnu vindt men in vele besprekingen van de vroegcastratie terug dat vooral katers die op vroege leeftijd werden gecastreerd, het slachtoffer kunnen zijn van deze aandoening, en dan vooral Maine Coons en andere grote kattenrassen. Deze vaststellingen zijn hoofdzakelijk gebaseerd op één wetenschappelijke studie waarbij de testgroep bestond uit 23 katten die reeds het slachtoffer waren geweest van epifysiolyse. Deze beperkte groep van 23 katten was samengesteld uit 22 katers waarvan 19 gecastreerde katers en 1 poes. Doordat er meer gecastreerde katers werden aangeboden dan open katers of poezen, werden deze laatste 2 groepen buiten beschouwing gelaten en concentreerde het onderzoek zich op de 19 gecastreerde katers waarvan 4 Maine Coons. Bij 11 van deze 19 gecastreerde katers kon de epifysiolyse niet toegewezen worden aan een voorafgaand trauma en de 4 gecastreerde Maine Coons zaten in deze in deze groep van 11. De gemiddelde castratieleeftijd van deze 11 katers was 8 maanden.

U voelt het al aankomen hé. Ons inziens kan uit alleen bovenstaande studie niet effectief aangetoond worden dat vroegcastratie resulteert in een hoger risico op epifysiolyse en voornamelijk bij Maine Coons en andere grote rassen. Zonder wetenschappelijke achtergrond maar louter op basis van gezond verstand kan, zonder verdere bevestiging, getwijfeld worden aan deze studie doordat de testgroep ons inziens zeer beperkt was (23 katten?) en bovendien niet echt objectief was samengesteld betreffende het geslacht, slachtoffer versus geen slachtoffer en gecastreerde vs. niet-gecastreerde katers / poezen. Daarenboven zijn Maine Coons veel vertegenwoordigd maar dit ras vormt echt geen 20% van de raskattenpopulatie en zeker niet van de kattenpopulatie in het algemeen. Dus concluderen dat Maine Coons gemakkelijker getroffen worden als andere rassen omdat toevallig 4 van de 11 katers die aan epifysiolyse zonder voorafgaand trauma leden, Main Coons zijn, lijkt ons zeer voorbarig. De desbetreffende Maine Coons bleken bovendien verre familie te zijn van elkaar waardoor erfelijke aanleg ook wel eens een rol zou kunnen gespeeld hebben in het ziektebeeld (al kan men zich de vraag stellen welke Maine Coons geen verre familie zijn van elkaar). En, uiteindelijk om de deur betreffende de link tussen vroegcastratie en epifysiolyse louter op basis van deze studie te sluiten, bleek de gemiddelde castratieleeftijd van de getroffen katers 8 maanden te zijn. Hier is dus geen sprake van vroegcastratie, i.e. castratie tussen de 8 en 16 weken.

Dat castratie in het algemeen een invloed heeft op het sluiten van de groeischijven werd reeds wetenschappelijk aangetoond. Wil men dus het risico op epifysiolyse uitsluiten of beter verminderen, dan zou de castratie moeten uitgesteld worden tot bij voorkeur een leeftijd van ongeveer 12 maanden en later.

Maar dat een vroeggecastreerde kater meer kans heeft op epifysiolyse dan zijn soortgenoot die werd gecastreerd op normale leeftijd kan ons inziens alleen op basis van deze studie niet worden aangetoond, noch werd deze stelling in een later grootschalig wetenschappelijk onderzoek bevestigd. Toch lijkt het ons aangewezen dat hierover bijkomend wetenschappelijk onderzoek wordt verricht.

Nog zo’n hardnekkig vooroordeel – vroeggecastreerde katten zouden minder aanhankelijk zijn dan hun later gecastreerde soortgenoten want … de katten hebben nood aan deze hormonen om normaal te ontwikkelen. Wel deze stelling is niet alleen weerlegd door wetenschappelijk onderzoek (er bleek namelijk geen verschil in gedrag te kunnen vastgesteld worden tussen vroeggecastreerde katten en katten gecastreerd op normale leeftijd) maar bovendien is bewezen dat de laatgecastreerde katten vaker de typische onaangename katergedragingen zoals sproeien, verdedigen van territorium enz. bleven behouden na de castratie en dit in tegenstelling tot de eerste twee testgroepen. Ook dit vooroordeel kan dus opzij geschoven worden.

Conclusie

Mits het in acht nemen van een aantal voorzorgsmaatregelen zou vroegcastratie dus een goede oplossing moeten zijn voor de zwerfkatten, huiskatten en niet voor de fok geschikte raskatten. Vele problemen zouden dus opgelost of vermeden kunnen worden. Er zijn quasi geen nadelen aan verbonden (met uitzondering dan van de extra maatregelen in acht te nemen door de dierenarts) en de meeste vooroordelen blijken op vandaag weerlegd te zijn.

Maar laat ons duidelijk zijn, de uitvoerende dierenarts dient zich er goed bij te voelen en voldoende geïnformeerd te zijn hieromtrent en wij denken dat op vandaag in België en Nederland daar juist het schoentje wringt. Er dient meer objectief onderzoek verricht te worden in Europa en de Belgische en Nederlandse dierenartsen dienen geïnformeerd, betrokken en geschoold te worden in het opereren van jonge kittens. Juist deze hedendaagse lacunes weerhouden, ons inziens, vele dierenartsen ervan de ingreep op vroegere leeftijd uit te voeren.

Nog werk aan de winkel dus maar laat U niet meer misleiden door allerlei vooroordelen en mocht U zoals ik, geïnteresseerd zijn in het onderwerp kan U uw dierenarts verwijzen naar de hierna vermelde referenties. Op basis hiervan kan U degelijk ingelicht een beslissing nemen betreffende al dan niet vroegcastratie.

Referenties:

Ik wens vooral Els Peeters te bedanken, gedragsbiologe gespecialiseerd in katten en vice-voorzitter van de Feline Welfare Foundation die me heel veel informatie betreffende dit onderwerp bezorgde en zelf de auteur is van een zeer goed artikel over de vroegcastratie van katten. * Els Peeters, “Vroegcastratie”, in Majesteit n° 58 van april / mei 2008 * Renate Leijen, “Vroegcastratie”, * Dr. Susan Little “Early Age Sapy and Neuter in the Cat" E * Colorado State University, “Early Sterilization in Dogs and Cats , * W. Marvin Mackie,"Early Age Neutering: perfect for every practice", * Theresa A. Fuess, “Early Spay / Neuter: An Overview”, Illinois Veterinary Bulletin, 1998", * The Winn Feline Foundation, “Early Age Altering”

 

Met dank aan Gvl en Els Peeters voor het verlenen van toestemming om deze tekst op onze website te publiceren.